Samenvatting van de bevindingen
Dit artikel presenteert een gedetailleerde systematische review en meta-analyse van twintig afzonderlijke onderzoeken, gericht op het vaststellen of obesitas vaker voorkomt bij kinderen met de diagnose autismespectrumstoornis (ASS). De kerndoelstelling is om twee belangrijke verbanden te onderzoeken: ten eerste of kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) een grotere kans hebben op obesitas, en ten tweede of kinderen met obesitas een hogere incidentie van ASS hebben.
Achtergrond en doel
Ongeveer 20% van de kinderen kampt met overgewicht. Kinderen met ontwikkelingsstoornissen zoals ASS lijken hier bijzonder kwetsbaar voor. Deze verhoogde vatbaarheid kan deels worden toegeschreven aan hun specifieke eetgewoonten: velen geven de voorkeur aan calorierijk voedsel en eten vaak minder fruit en groenten. Bovendien kunnen bepaalde medicijnen die worden voorgeschreven om gedragsmatige symptomen bij ASS te beheersen, zoals atypische antipsychotica, bijdragen aan gewichtstoename.
Om het verband tussen obesitas en ASS te onderzoeken, voerden onderzoekers in mei 2021 grondige zoekopdrachten uit in academische databases – namelijk PubMed, Scopus en PsychINFO. Ze selecteerden twintig studies die voldeden aan strenge criteria, zoals het opnemen van deelnemers jonger dan 18 jaar en het hebben van controlegroepen ter vergelijking. Studies zonder deze controlegroepen werden niet meegenomen.
Belangrijkste bevindingen
Uit de analyse bleek dat 17% van de kinderen met ASS als obees werd geclassificeerd, met een betrouwbaarheidsinterval van 13% tot 22%. Bovendien vertoonden deze kinderen een 58% hogere kans om obees te worden in vergelijking met hun leeftijdsgenoten zonder ASS. De gegevens wezen ook op een leeftijdsgerelateerde trend: adolescenten tussen de 13 en 17 jaar vertoonden hogere obesitaspercentages dan jongere kinderen. Deze patronen komen overeen met eerdere meta-analytische bevindingen in het veld.
Van de twintig onderzochte studies kwamen er zeventien uit de Verenigde Staten, terwijl de overige drie in Europa werden uitgevoerd – met name in Ierland, Nederland en Spanje. Interessant is dat geen van de Europese studies een statistisch significant verschil in obesitaspercentages rapporteerde tussen ASS- en niet-ASS-groepen. Deze uitkomst kan echter worden beïnvloed door beperkingen in die studies, zoals kleine steekproeven of controlegroepen met kinderen met andere psychiatrische aandoeningen, die op zichzelf al in verband kunnen worden gebracht met een verhoogd risico op obesitas. Eerdere reviews hebben gesuggereerd dat de associatie tussen ASS en gewichtsproblemen sterker is in de Amerikaanse bevolking, wat de noodzaak onderstreept van grootschaliger onderzoek in Europese settings om definitievere conclusies te kunnen trekken.
Beperkingen van het onderzoek en gegevensoverwegingen
Een opvallende beperking die de auteurs noemen, betreft de bron van antropometrische gegevens in elf onderzoeken: deze werden verzameld via ouderlijke rapportages in plaats van klinische metingen. Om de mogelijke impact hiervan te onderzoeken, voerden de onderzoekers een secundaire analyse uit waarbij de onderzoeken werden gesegmenteerd op basis van de manier waarop gewichts- en lengtegegevens werden verkregen. De resultaten lieten geen significante verschillen tussen de groepen zien, wat suggereert dat de meetmethode de bevindingen niet wezenlijk veranderde.
Hiaten in onderzoek
Naast het beoordelen van de obesitaspercentages bij kinderen met ASS, was de studie ook gericht op het bepalen of obesitas bij kinderen correleerde met een hogere kans op autismediagnoses. Helaas konden de onderzoekers dit aspect niet analyseren vanwege een gebrek aan geschikte studies met geschikte controlegroepen. Deze lacune in de literatuur biedt een duidelijke kans voor toekomstig onderzoek om deze omgekeerde relatie op een gestructureerde en gecontroleerde manier te onderzoeken.